ussen de Haarlemmerstraat en de Haarlemmerdijk in staat een kanon. Nou ben ik niet zo’n voorstander van dit soort verheerlijking van geweld, maar ik zag ook meteen een andere mogelijkheid: een beeld van de net overleden Kobe Bryant die een hart in de loop dunkt. Ik heb het gemaakt en geplaatst. Liefde overwint alles! Al twintig jaar kijk ik zo naar alles om me heen. Een brievenbus, een betonblok, een elektriciteitshuisje… alles kan ook iets anders zijn. Jarenlang wist niemand wie die rare straatkunst maakte, wie Street Art Frankey was. Dat vond ik juist goed, dat weten we van iemand als Banksy ook niet. Maar toen verraadde ik mezelf. Bij rokende bouwwerkzaamheden op de Weteringschans zette ik een beeld van een naakte man neer – alsof ie in de sauna zat. Dat beeld werd weggehaald maar kwam veel later ineens te koop op een veiling van de gemeente. Ik vond het toen wel een goede grap om mee te bieden op mijn eigen beeld en uiteindelijk kreeg ik het en zette het terug. Maar ik had betaald met pin en toen was ineens mijn naam bekend. Mijn vader was een uitvinder. Hij had zo’n goede schuur en daarin gingen wij dan ons eigen speelgoed namaken van de winkel. Zelfs computerspelletjes maakten we zelf. Als het omslachtig was, was het juist leuk. Dat omslachtige was ook mijn handelsmerk tijdens mijn studie industrieel ontwerpen. Een lamp die je moet dimmen via heel veel schakelaars in plaats van eentje, dat soort werk. Toen ik afgestudeerd was, vertrok ik in een oude SRV-wagen, die ik helemaal had omgebouwd tot mobiele showroom, naar Milaan, de designstad. Die wagen ging maar dertig kilometer per uur, dus ik heb er wel lang over gedaan. Ik heb er opdrachten en exposities aan overgehouden, al kan ik er niet bepaald van leven. Bij de Olympische Spelen in Tokio zou ik een solo-expositie hebben, maar een week van tevoren kwam corona. De galerie is inmiddels failliet en de expositie die ervan zou komen in de Westergasfabriek is ook alweer vijf keer uitgesteld. Maar het maken zelf, het uitvogelen van hoe dingen werken, vind ik uiteindelijk toch het leukst. Hoe lang ik er niet over heb gedaan om een beeldje van Manneke Pis precies passend te krijgen over zo’n openbaarwaterkraantje… dat is nog moeilijker dan het lijkt. En verder moet je het allemaal vooral niet te serieus nemen. Ik zag laatst André van Duin in een interview vertellen dat hij er trots op was dat hij in zijn leven zoveel mensen had laten lachen. Lachen is een toffeemotie, dat vind ik ook. Als ik dat kan bereiken met wat ik maak, dan is het goed. Of als mensen mijn gekke dingen gewoon gebruiken. Een magnetron met een deur die opengaat als de deur van een Lamborghini, dus omhoog. Dat was nog heel lastig. Ik maakte het voor een galerie. Iemand heeft er een kunstprijs voor betaald, maar die gebruikt die magnetron echt, weet ik. Vergankelijkheid is inherent aan mijn werk, maar er is nu wel een plan om in Tussen de Bogen een soort permanente expositie te maken van foto’s ervan. Daar ben ik nu mee bezig. En daarna? Wie weet. Uiteindelijk wil ik nog wel eens een pretpark voor de kunst maken.